Vanaf 14 september 2018 is het voor iedereen duidelijk dat ook bij een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst een transitievergoeding moet worden betaald. De Hoge Raad heeft in haar uitspraak d.d. 14 september 2018 de wetgeving op het gebied van de transitievergoeding weer uitgebreid.
In artikel 7:673 lid 1 B.W. is namelijk alleen opgenomen dat een transitievergoeding is verschuldigd als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd. De wet voorziet niet expliciet in een aanspraak op een gedeeltelijke transitievergoeding in het geval er sprake is van vermindering van de arbeidsduur. De transitievergoeding – die bedoeld is als compensatie voor de gevolgen van het ontslag en anderzijds om de werknemer in staat te stellen de transitie naar een andere baan te vergemakkelijken – bestond alleen voor algeheel verlies van de werkkring en gold niet voor degenen die hun baan gedeeltelijk kwijtraken ten gevolge van arbeidsongeschiktheid dan wel inkrimping vanwege een bedrijfseconomische omstandigheid. Ook deze werknemers moeten in veel gevallen omzien naar een aanvullende werkkring maar wel zonder de steun van de transitievergoeding.
Dit betekent ook dat indien eerst een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst plaatsvindt en nadien wordt overgegaan tot een gehele beëindiging, weliswaar een transitievergoeding wordt toegekend, maar wel op basis van het lagere salaris. Immers, er had al een gedeeltelijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst plaats gevonden. Dit is in feite een onbillijke gang van zaken. Dat was in ieder geval het oordeel van de kantonrechter te Amsterdam op 29 juli 2016. Het gerechtshof Amsterdam oordeelde echter in hoger beroep op 7 maart 2017 anders.
De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het gerechtshof en heeft de uitspraak van de kantonrechter bekrachtigd. Dit heeft tot gevolg dat bij substantiële vermindering van de arbeidstijd – een vermindering van tenminste 20%, welke vermoed wordt structureel te zijn – de transitievergoeding moet worden berekend naar evenredigheid van de vermindering van de arbeidstijd en uitgaande van het loon waarop tot dat moment aanspraak bestond. Dit betekent een verdere afdichting van onduidelijkheden in de Wet Werk en Zekerheid.
Heeft u vragen over deze wet of heeft u een ander juridisch probleem, dan kunt u uiteraard contact opnemen met DHC Advocaten. Wij zijn u graag van dienst!
mr. Jan-Rob van Manen
Bouw, vastgoed en overheden, Onderneming en bedrijf, Arbeid en inkomen